Adaptieve grootlichtassistent
Hier vindt u waardevolle kennis en nuttige tips over grootlichtassistentie op koplampgebied.
Belangrijke veiligheidsinstructie
De volgende technische informatie en praktische tips zijn door HELLA ontwikkeld om autogarages bij hun werkzaamheden professioneel te ondersteunen. De op deze website beschikbare informatie mag alleen worden gebruikt door vakmensen die in de desbetreffende materie zijn opgeleid.
Een verdere ontwikkeling van het AFS-systeem met statische lichtverdelingen is de combinatie van dit systeem met een camera en bijpassende beeldverwerking. Een eerste stap hier naar toe is de adaptieve licht-donkergrens (aLDG):
Met behulp van een camera bij de voorruit worden voor- en tegenliggers herkend en worden de koplampen zo aangestuurd dat de lichtstraal voor de andere voertuigen eindigt. Hierdoor kan de reikwijdte van het dimlicht van de huidige circa 65 m worden verhoogd tot 200 m (3-lux-lijn). Als de weg vrij is, schakelt het systeem over op grootlicht, zodat de bestuurder altijd een optimaal zicht heeft. Bovendien kan op basis van de verticale hoek van de relevante objecten in het gezichtsveld van de camera informatie over de trajecttopografie worden verkregen, zodat in gebieden met hoger en lager gelegen delen de verlichting extra wordt verbeterd. De afstelling van de mogelijke koplampreikwijdte wordt gebaseerd op de controle van de verblindingsniveaus van andere weggebruikers. Hierdoor worden storende verblindingen uitgesloten en wordt een maximale dimlichtverdeling geboden.
Het principe is eenvoudig: u rijdt terwijl het grootlicht voortdurend is ingeschakeld.
Het klassieke dimlicht dient hierbij als compromis. Dit dient de verblinding van andere weggebruikers te minimaliseren en tegelijkertijd voor een zo goed mogelijke verlichting van de rijbaan voor de bestuurder te zorgen. Bij hogere snelheden en wegen met veel bochten is de verlichting van een conventioneel dimlicht echter vaak niet optimaal.
Het zogenaamde “verblindingsvrije grootlicht" volgt het principe van een permanent ingeschakeld grootlicht, zonder dat de bestuurder hoeft te vrezen bij tegenliggers niet tijdig te kunnen reageren of deze te verblinden.
Met behulp van een camera achter de voorruit worden tegen- en voorliggers aan de hand van hun verlichting tot op een afstand van 850 meter (afhankelijk van de fabrikant) herkend. De camera kan in combinatie met evaluatie-elektronica talrijke visuele aspecten van de verkeerssituatie registreren, beoordelen en gevaarlijke situaties waarnemen om zo op veranderende omstandigheden te reageren.
De koplampen worden op basis van de visuele gegevens van de camera aangestuurd, zodat het deel van de lichtstraal dat omringende weggebruikers verblindt automatisch verduisterd wordt. Er ontstaat als het ware een “lichttunnel”, waarin het gedetecteerde voertuig in het donker blijft en de lichtintensiteit niet hoger is dan een lux. Deze tunnel kan het gedetecteerde voertuig op dynamische wijze volgen en is variabel. Het gebied direct voor het voertuig wordt permanent verlicht, vergelijkbaar met de lichtverdeling van dimlicht.
Aan de hand van de cameragegevens en de intelligente aansturing van de koplampen past de lichtverdeling zich automatisch aan de verkeerssituatie aan, waardoor de bestuurder de lichtverdeling van het grootlicht behoudt. In vergelijking met normaal dimlicht zorgt dit voor aanzienlijk beter zicht. Gevaarlijke situaties worden zo tijdig herkend en ongevallen vermeden.
Voor wat betreft het onderhoud van het grootlicht met ingebouwde assistentiesystemen bestaan veel verschillende varianten. Afhankelijk van de fabrikant en het model worden klassieke systemen tegelijkertijd met het dimlicht afgesteld of wordt een aparte afstelling uitgevoerd volgens de richtlijnen van de fabrikant. Nieuwe ultramoderne koplampsystemen worden via diagnoseapparaten in combinatie met de bijbehorende regeleenheid afgesteld.
Afhankelijk van de fabrikant moeten voertuigen die met een grootlichtassistent zijn uitgerust een speciale behandeling krijgen. Bij sommige fabrikanten wordt het verblindingsvrije grootlicht samen met het dimlicht afgesteld. Alleen in geval van klachten wordt het systeem gecontroleerd. Bij andere fabrikanten is de controle en/of afstelling verplicht. Voorafgaand aan de afstelling moet het voertuig conform de wettelijke voorschriften (juiste bandenspanning, correcte belading, etc.) en richtlijnen van de fabrikant worden voorbereid. Voor de daaropvolgende afstelling van de verticale licht-donkergrens moet de koplampmodule met behulp van een diagnosetester in de basisafstelling gebracht worden. Voor sommige grootlichtassistentiesystemen is ook een speciaal testscherm in een analoog koplichtafstelapparaat nodig. De SEG IV-serie van Hella-Gutmann-Solutions is met een dergelijk testscherm uitgerust.
De koplampmodules worden daarbij in een bepaalde positie gebracht en de verticale licht-donkergrens wordt aangestuurd, zoals hier in de grafiek voor de linkerkoplamp te zien is.
Nu moet de verticale lijn van de lichtverdeling (oranje pijl) precies op het midden (de nullijn) van het testscherm worden afgesteld. Vervolgens wordt de nieuwe afstelling als uitgangspositie opgeslagen. Bij de verticale licht-donkergrens is een juiste afstelling absoluut noodzakelijk, omdat andere weggebruikers extreem verblind kunnen worden. Het afstellen van de rechterkoplamp verloopt in spiegelbeeld.
Er zijn ook koplampen waarbij voor het afstellen van de lichtverdeling van het grootlicht geen afstelschroeven meer aanwezig zijn, zoals bij de nieuwe Audi A8 met Matrix Beam-koplampen.
De kern van de Matrix LED-koplampen is een verblindingsvrij grootlicht dat zonder mechanisch systeem is gerealiseerd. Hierdoor kan de bestuurder met permanent ingeschakeld grootlicht rijden zonder tegen- of voorliggers te verblinden. Via een camera worden voor- en tegenliggers herkend en door het uitschakelen of dimmen van afzonderlijke LED's in een fractie van een seconde in de lichtverdeling van het grootlicht verduisterd. Het gebruik van de Matrix-technologie maakt het voor het eerst mogelijk om meerdere "tunnels" te creëren. Dit kan nuttig zijn wanneer er bijvoorbeeld meerdere tegenliggers achter elkaar rijden. Terwijl de tegen- of voorliggers verduisterd worden, schijnt het grootlicht tussen en naast de voertuigen met de volledige lichtkracht. Als er geen voertuig meer in het gezichtsveld van de bestuurder is, schakelt het systeem weer over op volledig grootlicht. Naast het gericht verduisteren van andere voertuigen past de lichtbundel van de Matrix-koplamp zich aan de wegsituatie aan, bijvoorbeeld bij het rijden door bochten. Hierbij kan de intensiteit van de lichtbundel door de aansturing van de LED's wisselend worden toegepast aan de zijkant of gefocust in het midden van de rijbaan, . Hierdoor verbetert het zicht van de bestuurder bij nacht aanzienlijk en lopen tegenliggers geen risico meer om verblind te worden.
Bij dit koplampsysteem zijn 25 afzonderlijke LED´s verantwoordelijk voor de lichtverdeling van het grootlicht. Elke LED kan afzonderlijk in- of uitgeschakeld worden. Ook bij dit koplampsysteem is een diagnosetester nodig om de lichtverdeling te controleren of af te stellen. Nadat het voertuig is voorbereid, wordt met de diagnosetester een enkele LED ingeschakeld, de zogenaamde “Master-LED”. Aan de hand van de positie van de lichtverdeling vindt de analyse plaats. Afbeelding 1 toont de correcte positie van de binnenste licht-donkergrens bij de nullijn van het testscherm. Bij afwijkingen van deze positie (afbeelding 2) moet de correctiewaarde (afstand tot de nullijn) via een diagnosetester naar de betreffende regeleenheid worden verzonden. De afbeeldingen tonen de linkerkoplamp. Het afstellen van de rechterkoplamp verloopt in spiegelbeeld.
Dit lichttechnische fenomeen wordt steeds opnieuw ter sprake gebracht. Maar wat houdt het nu eigenlijk precies in? Met de “blauwe lijn” wordt het lichtaandeel bedoeld dat zich in de buurt van de licht-donkergrens bevindt en dat vaak een blauw-witte lichtkleur heeft.
De vorm en intensiteit van de lijn zijn van meerdere factoren afhankelijk. Hier een paar voorbeelden:
1. Lensmateriaal van projectiemodule
Afhankelijk van het materiaal van de convergerende lens, bijvoorbeeld glas, PMMA of PC, varieert de breking of verstrooiing van het licht. Dit is van invloed op de lichtkleur.
2. Positie van de lichtbron ten opzichte van het diafragma
Lichtbronnen zijn op verschillende afstanden en posities (verticaal) ten opzichte van het diafragma gemonteerd. Daardoor wordt het licht verschillend op het diafragma “gebroken” of “gebogen”.
3. Reflectie- of projectiesysteem
Ook de manier waarop het licht uitgestraald of gefocusseerd wordt, is van invloed op de licht-donkergrens. Een reflectiesysteem heeft meestal een niet zo uitgesproken blauwe lijn als een projectiesysteem. Dit komt door de zogenaamde “hardheidsgraad”. Deze beschrijft de overgang van licht naar donker (licht-donkergrens). Projectiesystemen hebben vanwege het diafragma een hogere hardheidsgraad.
Bij de controle en afstelling van de lichtverdelingen van moderne koplampen moet met enkele belangrijke punten rekening worden gehouden. Want alleen een juiste interpretatie van de lichtverdeling maakt een juiste afstelling mogelijk. Daarom wordt de benodigde expertise op dit gebied steeds belangrijker. Vooral bij grootlichtassistentiesystemen moeten de specifieke richtlijnen van de fabrikant in acht worden genomen. Een ander belangrijk punt is het naleven van de toleranties bij de ondergrond van het voertuig en het koplichtafstelapparaat. En uiteraard speelt ook de benodigde apparatuur een grote rol, want alleen met behulp van de diagnosetester en een geschikt koplichtafstelapparaat kunnen moderne verlichtingssystemen op de juiste wijze gecontroleerd en afgesteld worden.
Helemaal niet nuttig
Zeer nuttig