Werking Keyless Entry en Keyless Go systeem
Hier vindt u nuttige basiskennis en belangrijke tips over het thema Passive Entry/Go bij voertuigen.
Belangrijke veiligheidsinstructie
De volgende technische informatie en praktische tips zijn door HELLA ontwikkeld om autogarages bij hun werkzaamheden professioneel te ondersteunen. De op deze website beschikbare informatie mag alleen worden gebruikt door vakmensen die in de desbetreffende materie zijn opgeleid.
Bij het Passive Entry/Go systeem vinden het ontgrendelen en vergrendelen van het voertuig, evenals het starten en stoppen van de motor op passieve wijze plaats. Bij deze systemen hoeft de gebruiker van het voertuig de radiografische sleutel alleen maar bij zich te dragen. Het is niet meer nodig naar de radiografische sleutel te zoeken en deze in de hand te nemen om op de toets voor de gewenste functie te drukken. Deze toegangs- en startonderbrekingssystemen verhogen het comfort en vereenvoudigen de toegang tot het voertuig. Voor de beschrijving van werking en componenten wordt het systeem uit een VW Passat B6 als voorbeeld genomen. Voor meer gedetailleerde informatie over het systeem uit een specifiek voertuig verwijzen wij u naar de informatie van de desbetreffende autofabrikant.
Om de Passive Entry / Go-functie mogelijk te maken, wordt de traditionele centrale vergrendeling uitgebreid met enkele systeemcomponenten. Hiertoe behoren:
De Passive Entry / Go-functies in de Passat B6 worden verzorgd door de centrale regeleenheid voor de comfortsystemen. Deze zogenaamde comfortregeleenheid bevindt zich onder het dashboard rechts achter het dashboardkastje.
De comfortregeleenheid stuurt onder andere de volgende functies aan:
Verder heeft de regeleenheid tot taak het systeem op storingen te bewaken en eventuele storingen op te slaan. Voor de communicatie tussen de radiografische sleutel en de regeleenheid worden, afhankelijk van de regio, de frequenties 433 en 315 MHz gebruikt.
De ID-sensor is een radiografische sleutel die met het passieve functiespectrum is uitgebreid. Het is dus een combinatie van een "gewone afstandsbediening" en een identificatiesensor.
De actieve ontgrendeling en vergrendeling over afstanden tot 100 m van het voertuig vereist de handmatige bediening van de desbetreffende toetsen op de ID-sensor. De passieve ontgrendeling wordt uitgevoerd door in de portierhandgreep te grijpen, terwijl de passieve vergrendeling plaatsvindt door een sensorvlak bij de portierhandgreep aan te raken. De passieve bediening is om veiligheidsredenen alleen mogelijk als de ID-sensor zich in de directe omgeving (ca. 2 m) van het voertuig bevindt. De ID-sensor communiceert radiografisch met de regeleenheid.
Daarnaast bevat deze een mechanische noodsleutel waarmee het bestuurdersportier handmatig kan worden ontgrendeld, bijvoorbeeld als de batterij in de radiografische sleutel leeg is.
De ID-sensor bestaat uit een spatwaterbestendige behuizing waarin de elektronica, antennes en toetsen zijn ondergebracht. In de bovenzijde zijn de toetsen voor de actieve activering van de functies (bijvoorbeeld ontgrendelen, vergrendelen, achterklep, paniektoets) geïntegreerd. Daarnaast bevat de bovenzijde een klein LED-controlelampje dat bijvoorbeeld oplicht bij bediening van een toets. Dankzij een 3D LF-antenne en een LF-voorversterker-IC met geïntegreerde microcontroller kunnen de ontvangen veldsterkten in alle drie de ruimtelijke richtingen exact worden gemeten. Dat maakt het mogelijk een onderscheid te maken tussen het interieur en het exterieur van het voertuig. De antenne voor de UHF-ontvangst is in de printplaat geïntegreerd.
De ID-sensor beschikt verder over een batterijcontrolefunctie. Als de toestand van de batterij een kritische waarde bereikt, verschijnt er een waarschuwingsmelding in het voertuigdisplay. Ook zal bij bediening van een toets het kleine LED-controlelampje niet meer oplichten als de batterij moet worden vervangen. Om de batterij te sparen, zorgen intelligente wekalgoritmen ervoor dat de ID-sensor niet onnodig (door andere radiografische systemen enz.) wordt "gewekt". Met behulp van een geïntegreerde dagteller is het mogelijk een niet gebruikte ID-sensor (bijvoorbeeld een tweede sleutel) in een „Power Down Modus“ te zetten. Hierdoor behoudt de batterij gedurende een langere tijd voldoende capaciteit.
In de handgrepen van de voorportieren bevinden zich de ontvangstantennes, evenals de naderings- en vergrendelingssensoren voor de herkenning van het openen of sluiten van het voertuig. De handgrepen van de achterportieren beschikken alleen over sensoren voor de herkenning van het openen of sluiten van het voertuig.
De naderingssensoren werken als capacitieve sensoren. Zodra de hand van de bestuurder binnen het bereik van de naderingssensoren komt, wordt dit door de capacitieve sensoren herkend en in de vorm van een signaal aan de comfortregeleenheid doorgegeven.
Naast de antennes in de portierhandgrepen zijn er antennes in het buitenbereik en in het interieur van het voertuig geïntegreerd. Tot de antennes in het buitenbereik behoort de achterantenne. Deze antenne, die in de achterbumper wordt ingebouwd, is verantwoordelijk voor de ontvangst in het achterste gedeelte.
In het interieur bevinden zich de interieur-, bagageruimte- en hoedenplankantennes.
De interieur-, bagageruimte- en achterantenne bestaan uit een ferrietspoel met condensator en zijn als serietrillingskring opgebouwd. De hoedenplankantenne is een flexibele printplaat met een geleidende lus als veldopwekker.
Voordat een functie op het voertuig wordt uitgevoerd, wordt gecontroleerd of de voertuiggebruiker over een bevoegde ID-sensor beschikt. Getriggerd door de capacitieve naderingsschakelaar bij de portierhandgreep zendt de regeleenheid een signaal naar de ID-sensor en ontvangt van deze een antwoord op de UHF-frequentie (433 MHz of 315 MHz). Het door het voertuig via de LF-antennes op de draagfrequentie van 125 kHz uitgezonden signaal kan niet alleen worden gebruikt voor een gegevensoverdracht naar de ID-sensor, maar ook voor een nauwkeurige lokalisering van de ID-sensor.
Op deze wijze kan zeer precies worden vastgesteld of deze zich binnen of buiten het voertuig bevindt. Deze lokalisering moet zeer nauwkeurig zijn om de regeleenheid in staat te stellen te bepalen of er zich een bevoegde ID-sensor in het voertuiginterieur bevindt en er een starttoestemming kan worden gegeven dan wel of een in het voertuig liggende ID-sensor na het vergrendelen moet worden gedeactiveerd (wanneer het voertuig met behulp van een tweede, bevoegde ID-sensor van buitenaf wordt vergrendeld).
Als een voertuiggebruiker met een bevoegde ID-sensor het voertuig nadert en in het ontvangstbereik van de naderingssensoren komt, wordt het systeem "gewekt". Met behulp van de antennes in de portierhandgrepen en de ID-sensor wordt een radioverbinding tot stand gebracht. Vervolgens wordt gecontroleerd of de ID-sensor bevoegd is voor dit voertuig. Hiervoor wordt een interne elektronische / logische "sleutel" op geldigheid gecontroleerd. Als de ID-sensor door de regeleenheid als bevoegd wordt aangemerkt, wordt de centrale vergrendeling geactiveerd en het voertuig geopend. Afhankelijk van de codering afzonderlijke of totale sluiting kunnen de portieren vervolgens worden geopend. De procedure duurt van het activeren van de capacitieve sensoren in de portierhandgreep tot aan het ontgrendelen van het voertuig ca. 50 - 60 ms.
Als het voertuig langere tijd niet wordt gebruikt, bijvoorbeeld tijdens een vakantie, worden de naderingssensoren in het passagiersportier en de achterportieren uitgeschakeld om het stroomverbruik te minimaliseren.
Voor het reactiveren van de sensoren moet een van de volgende gebeurtenissen optreden:
De motor kan bij dit voertuig op twee manieren worden gestart: met de ID-sensor of met de contactstartschakelaar (startknop). De Passat beschikt over een contactslot waarin zowel de ID-sensor als de contactstartschakelaar kunnen worden geplaatst. De functies van het contactslot komen overeen met die van een standaardcontactslot. Als de contactstartschakelaar wordt gebruikt, kan deze permanent in het contactslot blijven. Om de motor te kunnen starten, hoeft dan alleen maar een bevoegde ID-sensor in het interieur te worden gedetecteerd. Anders dan bij een conventioneel contactslot hoeft bij dit contactslot geen draaibeweging met de sleutel te worden uitgevoerd. De ID-sensor of contactstartschakelaar hoeft alleen maar in het contactslot te worden gedrukt.
Hierbij zijn de volgende standen mogelijk:
Om de motor te starten wordt de contactstartschakelaar / ID-sensor tot stand 4 ingedrukt. Zodra de motor loopt, wordt de contactstartschakelaar / ID-sensor simpelweg losgelaten.
De motor kan bij voertuigen met een handgeschakelde versnellingsbak alleen worden gestart wanneer het koppelingspedaal wordt ingetrapt. Bij voertuigen met een automatische versnellingsbak moet het rempedaal worden ingetrapt. Bij voertuigen met dieselmotor is de voorgloeifunctie vergelijkbaar met die bij voertuigen met een conventioneel contactslot. Na het inschakelen van het contact moet net zolang met het starten worden gewacht tot het voorgloeicontrolelampje gedoofd is. Pas daarna mag de contactstartschakelaar / ID-sensor in de "motorstartstand" worden gedrukt.
Als de batterij in de ID-sensor leeg is, kan het voertuig niet meer met de contactstartschakelaar worden gestart. In dat geval moet de contactstartschakelaar uit het contactslot worden genomen en in plaats daarvan de ID-sensor in het contactslot worden geplaatst. In de ID-sensor bevindt zich een batterijonafhankelijke, extern gevoede transponder pill voor deactivering van de startblokkering, die alleen in het contactslot functioneert en zo ook in deze situatie een motorstart mogelijk maakt.
Om de motor uit te schakelen, moet de contactstartschakelaar / ID-sensor weer volledig in het contactslot worden gedrukt. Zodra de schakelaar/sensor wordt losgelaten, springt deze automatisch terug in de stand "Contact aan". Door de contactstartschakelaar / ID-sensor tot de volgende stand naar buiten te trekken, wordt het contact uitgeschakeld. Een verder verschil tussen de ID-sensor en de contactstartschakelaar is dat de ID-sensor simpelweg uit het contactslot kan worden getrokken, terwijl de contactstartschakelaar vergrendeld is en pas na bediening van de ontgrendeling kan worden verwijderd. Daarvoor de contactstartschakelaar tot aan de aanslag in het contactslot trekken. De ontgrendeling aan de onderzijde van de contactstartschakelaar bedienen en vervolgens de contactstartschakelaar uit het contactslot trekken.
Zodra de ID-sensor uit het stuurslot wordt getrokken, wordt het elektronische stuurslot vergrendeld. Omdat de contactstartschakelaar in het contactslot mag blijven zitten, wordt het elektronische stuurslot hierbij pas vergrendeld wanneer er zich geen bevoegde ID-sensor meer in het interieur bevindt.
Het vergrendelen is net als het ontgrendelen zowel actief met behulp van de afstandsbediening als passief door aanraking van de vergrendelingssensor in de portierhandgreep mogelijk. Daarvoor moet er zich echter een bevoegde ID-sensor in de directe omgeving van het voertuig bevinden. Als de vergrendelingssensor één keer wordt aangeraakt, wordt het voertuig vergrendeld en wordt de "safe functie" geactiveerd. Als de vergrendelingssensor twee keer wordt aangeraakt, wordt wel het voertuig vergrendeld, maar niet de "safe functie" geactiveerd. Ook het "comfortsluiten" is mogelijk door middel van het passieve vergrendelen. Daarvoor moet de vergrendelingssensor langer dan twee seconden worden aangeraakt. Het systeem beschikt ook over een veiligheidssluiting. Deze houdt in dat wanneer na het ontgrendelen van het voertuig niet binnen 30 seconden een van de portieren of de achterklep wordt geopend, het voertuig automatisch weer wordt vergrendeld.
Het is mogelijk de bagageruimte te openen en te sluiten zonder het gehele voertuig te ontgrendelen. Als er zich een bevoegde ID-sensor binnen het werkingsbereik van de achterantenne bevindt, kan door het bedienen van de achterklepontgrendeling (het indrukken van het VW-embleem) de bagageruimte worden geopend. Als de bagageruimte weer wordt afgesloten en de bevoegde ID-sensor zich binnen het ontvangstbereik buiten het voertuig bevindt, wordt de bagageruimte automatisch opnieuw vergrendeld.
Als de ID-sensor zich in het interieur bevindt, kan het voertuig niet tegelijkertijd van buitenaf worden vergrendeld. Dit zorgt ervoor dat de ID-sensor niet onbedoeld in het interieur kan achterblijven.
Als bij reeds vergrendelde voertuigportieren onbedoeld wordt geprobeerd de bevoegde ID-sensor in de bagageruimte op te sluiten, dan is dat niet mogelijk. Als de ID-sensor in deze situatie in de bagageruimte wordt gedetecteerd, wordt de bagageruimte automatisch direct weer geopend.
Als het voertuig bijvoorbeeld zeer dicht bij een hek wordt geparkeerd en vergrendeld, is het mogelijk dat door bladeren of takken de naderingssensor in de portierhandgreep telkens weer wordt geactiveerd. Deze probeert dan een bevoegde ID-sensor te vinden. Om de accu te sparen wordt bij een dergelijke buitensporig frequente activering de naderingssensor gedurende 30 minuten uitgeschakeld. Als dit probleem bij het bestuurdersportier optreedt, wordt alleen de sensor bij het bestuurdersportier uitgeschakeld. Als dit bij de achterportieren of het passagiersportier gebeurt, worden de sensoren allemaal uitgeschakeld. De sensoren worden weer geactiveerd wanneer het voertuig of de bagageruimte door een nog actieve sensor wordt geopend of wanneer de afstandsbedieningstoets wordt ontgrendeld.
Bij de complexe systemen van de hedendaagse voertuigen kan het opsporen van fouten zeer gecompliceerd zijn. Dit geldt voor zowel de elektronica als de mechanica. Maar ook gebruikersfouten bij de bediening van Passive Entry / Go-systemen kunnen de indruk wekken dat de systemen niet vlekkeloos functioneren. Daarom is het van belang dat de bedieningshandleiding en aanwijzingen van de fabrikant nauwgezet in acht worden genomen.
Vanwege de systeemopbouw en de onderlinge verbinding van de regeleenheden via de CAN-bus is een foutopsporing niet mogelijk zonder een geschikt diagnose-instrument en autofabrikantspecifieke documentatie zoals reparatiehandleidingen, schakelschema's en beschrijvingen van de werking. Bij ons voorbeeldvoertuig van het type Passat B6 zijn voor de ontgrendeling van het elektronische stuurslot bijvoorbeeld de goedkeuringen van drie onafhankelijke regeleenheden en het contact nodig.
Door deze redundante implementatiewijze kan aan de hoge veiligheidseisen worden voldaan. Ook de vervanging van defecte regeleenheden is steeds omslachtiger vormgegeven. In het geval van de Passat kunnen regeleenheden (bijvoorbeeld comfortregeleenheid, motorregeleenheid) die deel uitmaken van de startonderbreking, alleen nog online worden ingeleerd. Hierdoor is contact met een merkdealer onvermijdelijk, zelfs na een succesvolle diagnose.
Helemaal niet nuttig
Zeer nuttig