Universele bandenspanningssensor
Hier vindt u nuttige kennis en waardevolle tips over het thema bandenspanningssensoren programmeren, oftewel TPMS-sensoren inleren.
Belangrijke veiligheidsinstructie
De volgende technische informatie en praktische tips zijn door HELLA ontwikkeld om autogarages bij hun werkzaamheden professioneel te ondersteunen. De op deze website beschikbare informatie mag alleen worden gebruikt door vakmensen die in de desbetreffende materie zijn opgeleid.
De universele HELLA bandenspanningscontrolesensor kan op bijna alle originele en aftermarket velgen worden gemonteerd. Indien nodig kunnen de sensoren ook afzonderlijk worden vervangen en met andere originele sensoren gecombineerd. De universele bandenspanningssensoren kunnen worden besteld in de ventieluitvoeringen rubber, aluminium-zilver of aluminium-zwart.
De TPMS-sensor stuurt zijn meetwaarden draadloos naar de systeemregeleenheid op hoger niveau. Bij spanningsverlies in een band wordt via het display van het voertuig een visueel of akoestisch waarschuwingssignaal gegeven. De bestuurder wordt in een vroeg stadium gewaarschuwd en kan verdere schade aan het voertuig of mogelijke gevaarlijke situaties voorkomen.
De universele bandenspanningscontrolesensor moet voorafgaande aan de montage met een geschikt diagnose-apparaat op het desbetreffende voertuig worden afgesteld. Gebruik zonder afstelling is niet mogelijk.
Voordat de nieuwe sensoren, bijvoorbeeld voor de winterwielen, worden geïnstalleerd en de wielen worden gemonteerd, moet als onderdeel van een eerste diagnose de werking van het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) worden gecontroleerd. Afhankelijk van het voertuigmodel kan dit gebeuren via de boordcomputer of ook via de regeleenheidsdiagnose.
De eerste diagnose wordt meestal gesteld wanneer het voertuig de werkplaats binnenkomt. Als het TPMS-waarschuwingslampje op het dashboard uitgaat na het starten van de motor en uit blijft tijdens het rijden, kan er meestal van worden uitgegaan dat alle sensoren hun waarden doorgeven aan de regeleenheid. Om er zeker van te zijn dat alles na de conversie naar behoren werkt, moet het foutgeheugen worden uitgelezen.
Een andere testmogelijkheid is het uitlezen van de TPMS-sensoren met een TPMS-diagnoseapparaat. In veel onderhoudsapparaten kan hier de functie "Sensor controleren" worden geselecteerd. Bij deze functie wordt het apparaat met de antenne tegen de zijkant van de band ter hoogte van het ventiel gehouden en wordt de triggerimpuls geactiveerd door op een knop te drukken. Het apparaat activeert de sensor en de waarden worden op het display weergegeven. De ID-code, bandenspanning, frequentie, temperatuur en batterijstatus van de sensor kunnen dan worden afgelezen.
Vervolgens wordt de werking van het TPMS-waarschuwingslampje in de instrumentengroep gecontroleerd. Na het starten van de motor mag het controlelampje niet gaan branden of knipperen. Een permanent brandend controlelampje wijst meestal op een verkeerde bandenspanning. Een eerst knipperend en vervolgens permanent brandend controlelampje betekent dat een onderdeel van het TPMS-systeem defect is.
Het juiste vervangende onderdeel is essentieel voor de reparatie. Vanwege de grote verscheidenheid aan modellen en onderdelen is een exacte toewijzing van het vervangende onderdeel alleen mogelijk op basis van de desbetreffende voertuiggegevens uit het kentekenregister. Indien deze beschikbaar zijn, kunnen de passende vervangende onderdelen worden toegewezen in de elektronische onderdelencatalogus of, afhankelijk van de fabrikant, in het TPMS-diagnoseapparaat. Dit zorgt ervoor dat de bandenspanningscontrolesensor wordt gemonteerd, geconfigureerd en vervolgens door het TPMS-systeem zoals vereist wordt herkend.
In deze video krijgt u belangrijke reparatie-instructies voor het programmeren en inleren van de universele bandenspanningscontrolesensoren.
04:08 min
De sensor-ID van de nieuwe, universele TPMS-sensor kan nieuw worden aangemaakt of overgenomen (gekopieerd) van een andere sensor. Indien echter vier wielsensoren nodig zijn voor een nieuwe set winterbanden, zoals hieronder weergegeven, kunnen de gegevens van de oude sensoren van de zomerwielen worden overgedragen op de nieuwe sensoren. De sensoren kunnen dus worden geprogrammeerd voordat ze in de velg worden gemonteerd en draadloos geprogrammeerd met behulp van een TPMS-programmeerapparaat.
Het is belangrijk dat de nieuwe sensoren dienovereenkomstig worden gemarkeerd en later in de juiste aspositie worden gemonteerd.
Voordat met de configuratie van de sensoren kan worden begonnen, moeten, nadat de gewenste functie is geselecteerd, de fabrikant en het type TPMS-sensor en de bijbehorende voertuiggegevens worden ingevoerd.
De gewenste functie voor het kopiëren van de sensoren in het diagnoseapparaat selecteren, vervolgens de sensor ID-gegevens van de oude sensoren uitlezen en deze overdragen op de nieuwe sensoren.
Nadat alle TPMS-sensoren met succes zijn uitgelezen, worden alle waarden op het display weergegeven en kan de overdracht van de sensor-ID-gegevens worden gestart.
Voor het kopiëren van de gegevens als volgt te werk gaan:
Wanneer alle gegevens met succes zijn overgedragen, wordt dit op het display voor alle sensoren aangegeven.
Nadat alle sensoren met succes zijn geprogrammeerd, kunnen ze in de velgen worden gemonteerd en kunnen de buitenbanden worden aangebracht.
Als bij een voertuig slechts één sensor defect is, kan deze ook afzonderlijk worden vervangen.
Aangezien er geen gegevens van de oude sensor beschikbaar zijn om te kopiëren, wordt een nieuwe ID voor deze sensor aangemaakt en bij het voertuig ingeleerd. Daartoe wordt de desbetreffende functie op het apparaat geselecteerd en gestart. Vervolgens de instructies van het diagnose-apparaat selecteren. Na succesvolle overdracht wordt de sensor-ID op het scherm weergegeven.
Aanwijzing!
De nieuw aangemaakte ID-codes moeten vervolgens in het voertuig worden geregistreerd of het inleerproces van de desbetreffende voertuigfabrikant moet worden uitgevoerd. Indien een code van een sensor wordt gekopieerd, vervalt de registratie meestal.
Afhankelijk van de voertuigfabrikant en het bandenspanningscontrolesysteem zijn er verschillende inleerprocedures. Afhankelijk van het voertuigmodel kan deze procedure worden uitgevoerd via het voertuigmenu of via de OBD-interface met een geschikt diagnoseapparaat.
In ons voorbeeldgeval, de Passat B8, is geen handmatig inleren nodig na de vervanging van de bandenspanningssensoren. De TPMS-sensoren en hun positie worden automatisch door het systeem herkend tijdens een daaropvolgende testrit. De snelheid van het voertuig moet hoger zijn dan 25 km/h.
De inleerprocedure kan in afzonderlijke gevallen tot 20 minuten duren.
Als onderdeel van de basisinstelling worden alle oude waarden van de bandenspanningssensoren gereset en de nieuwe, actuele gegevens opgeslagen. Een basisinstelling is nodig na het vervangen van een TPMS-sensor of het verwisselen van een wiel, omdat verschillende bandenspanningen kunnen leiden tot onjuiste informatie in het systeem.
Basisinstelling van de bandenspanning op de Passat B8 - Voertuigen met infotainment-systeem:
Als alle door de regeleenheid bepaalde bandenspanningen overeenkomen met de specificaties van de fabrikant, wordt de menukeuze voor de aanpassing niet weergegeven!
Basisinstelling van de bandenspanning op Passat B8 - Voertuigen zonder infotainment-systeem:
Voor details en informatie verwijzen wij u naar de voertuigspecifieke gebruiksaanwijzing!
De verschillende diagnosemogelijkheden werden geïllustreerd aan de hand van het mega macs 77 diagnose-apparaat en het TPMS-diagnoseapparaat. De desbetreffende testdiepte en het aantal verschillende functies zijn afhankelijk van de systeemconfiguratie van het betreffende systeemregelapparaat.
Helemaal niet nuttig
Zeer nuttig